van het in 1851 ingediende
de instelling vinden we het vol-
Zonder nader onderzoek nam men aan, dat de laatste door
gedrag of om andere laakbare redenen niet waardig was
in eerstbedoelde inrichtingen een plaats te verkrijgen. Heb
ik het wel, dan behoort deze beoordeeling thans geheel tot
het verledene.
De critiek dan, bovenbedoeld, liep over de beperking in
de keuze der duinwerkers en over het geringe den arbeiders
uitgekeerde loon.
In de toelichting tot art. 1
ontwerp-reglement voor
gende antwoord
,,De Algemeene Armenvergadering is bij de oprichting
der Commissie in denjare 1847, van het beginsel uitgegaan,
dat het uitreiken van bedeelingen, met hoeveel zorg en om
zichtigheid zulks ook moge geschieden, alleen strekt om
armoede te vermeerderen en luiheid aan te kweeken, maar
dat arbeid aan behoeftig en te verschaffen, het eenige mid
del is, om welvaart en goed gedrag onder minvermogenden
te bevorderen.
De Commissie, benoemd om de werkzaamheden te
regelen heeft uitsluitend personen in haar dienst genomen,
die door verschillende Diaconieën in andere jaren werden
bedeeld.
Het uitsluitend plaatsen van bedeelden heeft veel be
strijders gevonden; sommigen beweren, dat het beter is,
werk te verschaffen aan behoeftigen in het algemeen, dan
uitsluitend aan bedeelden.
De Commissie, die een uitvloeisel is van de Alg. Armen
vergadering kan geen andere personen plaatsen, maar al
ware zij daartoe bevoegd, ook dan nog zoude zij van oor
deel zijn, dat zij zoodoende in strijd zou handelen met het
algemeen belang.
Zij zal de gronden voor haar gevoelen, kortelijk uiteen
zetten. Het beginsel, waarvan de Commissie uitgaat, is dit
DE DUINCOMMISSIE 1847-1923
456