DE DUINCOMMISSIE 1847-1923 461 tot 70 jaren; maar de ervaring leerde aanstonds, dat het noodig was de jongeren niet meer tot de terreinen toe te laten, wijl zij niet altijd hun aandacht bij het grondwerk bepaalden, zoo bijv, wanneer in den omtrek voetbalspel tot een uitstapje noodde. Toen het daaropvolgend jaar alleen hoofden van gezin nen voor duinarbeid in aanmerking gebracht werden, bleek dat de geest der arbeiders en wel meer in het bijzonder van degenen, op wie door Maatschappelijk Hulpbetoon, het thans verdoopte Burgerlijk Armbestuur, de „werkproef” werd toegepast, van dien aard was, dat op denzelfden voet niet mocht worden voortgegaan. Het is dat jaar gebeurd, dat men het commissielid, dat de weekbeurt had om uit te betalen, telefonisch in overweging gaf, om die uitbetaling maar aan den opzichter in tegenwoordigheid van den gemeenteveldwachter, over te laten. Doch, keeren we terug tot het huldigen door de Dia conieën en door de Haagsche philantropen van de op vattingen der oprichters van de instelling. Van die beiden is dit licht te begrijpen. Het verstrekken van duinkaarten ontlastte de diaconieën van een groot aantal bedeelden. Zelfs als een duinarbeider ziek werd, betaalde de Commissie een redelijk ziekengeld en wie om ongeoorloofde redenen uit het duin wegbleef of er uit weggezonden werd, moest nog twee weken wach ten, aleer hij de gewone bedeeling kon bekomen. Het aantal kaarten, waarover een diaconie kon beschik ken, werd bepaald door de verhouding der bedragen door elk harer in totaal aan „huiszittende’’ armen uitgereikt. Om de drie jaren werden de bedragen opnieuw opge nomen en in 1913 voor den vervolge aldus vastgelegd: Ned. Hervormden 45 Roomsch-Katholieken 23 Evang. Lutherschen 11 Ned. Israëlieten 8 Gere formeerden 5 Port. Israëlieten 2 Duitsch-Evang.,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 496