DE DUINCOMMISSIE 1847—1923
467
Westduinen in den Segbroekpolder, mitsgaders de hoeve
Daal en Berg, die eensdeels tot woning van den opzichter
werd ingericht en anderdeels tot schaftlokaal voor de
arbeiders werd verbouwd.
Behalve de administratieve bemoeiingen aan die ver
andering van terrein verbonden, gaf de ontginning der
nieuwe gronden door nivelleering, omdelving en bemes
ting veel hoofdbrekens, veel arbeids en groote onkosten.
In 1913 alleen reeds werd aangewend 20.000 KG. kalk-
mergel en 23.700 KG. kunstmest, behalve compost uit
Loosduinen. Dan was toenmaals de toegang tot de nieuwe
terreinen hoogst ongunstig en lagen ze zeer ver van de
woonplaatsen der arbeiders, die dagelijks in de guurste
maanden van het jaar, trots weer en wind dien gang had
den te maken. Op velerlei wijzen heeft de Commissie ge
tracht, zij het met weinig succes, die bezwaren te
ondervangen.
Gelijk met de verplaatsing van het arbeidsveld moest
de Commissie nog een tweede verandering doormaken.
De Armenwet van 1912 deed de Algemeene Armen
vergadering als centraal lichaam der Kerkelijke Arm
besturen, plaats maken voor den Armenraad, waarin
zoowel openbare, als kerkelijke en bijzondere instellingen
van weldadigheid werden opgenomen. Vóór haar ont
binding, op 23 November 1913, bewerkte de vergadering
onder leiding van haren Voorzitter Jhr. Mr. L. v. d. Bergh
v. Heemstede den overgang van de „Commissie uit de
Algemeene Armenvergadering tot het verschaffen van
arbeid van behoeftigen” tot de Vereeniging Duincommissie
goedgek. bij Kon. Besluit van 28 Dec. 1914 No. 17.
Tijdens de verplaatsing der terreinen en de omzetting
in eene min of meer zelfstandige Vereeniging werd
het Secretariaat der Commissie waargenomen door den
Heer Jhr. G. de Graeff c.i. Vóór hem waren Secretaris