DE BEHUIZING VAN DE EERSTE KAMER 54 slooperswerk. van het Het Binnenhof enz. 2) Van Gelder. Een eeuw De grafzerken werden in den houten vloer archief gevoegd. In zijne critiek over deze verbouwing maakte de Stuers x) o. a. de aanmerking, dat de hoogte van de bovenverdieping niet juist was genomen en het prac- tischer ware geweest, indien de vloer gebracht was op de hoogte van de groote zaal en niet op die van de lager liggende galerij. Het gevolg daarvan is geweest, dat de archieflokalen te laag zijn, en derhalve minder kunnen bergen dan anders het geval ware geweest, en dat de kamers op de bovenverdieping veel te veel hoogte bekwamen, zoodat men onder de oude kap der kapel, die niet werd afgebroken, dubbele zolderingen moest gaan timmeren. Tusschen de plafonds der kamers en den zoldervloer onder die oude kap is dan ook eene ledige ruimte van ongeveer 35 centimeters. De rij vensters is nu wel gebracht op dezelfde hoogte langs den ge- heelen gevel tot aan het departement van Waterstaat; maar boven de ramen van de eerste verdieping en onder de dakgoot vertoont zich nu een onoogelijk kale en hooge strook metselwerk. Hoe juist deze beoor- deeling was, is later gebleken, want in 1913 werd het archief wegens gebrek aan ruimte naar de oude raadzaal van Gecommitteerde Raden verplaatst, en de localiteit ingericht voor bureaux „nauwelijks eenige voeten boven de plaats, waar Hollands oudste vorsten, hun vrouwen en hun ambtenaren ter rust zijn gelegd”2). De zerken werden opgeborgen in de kelders onder de Grafelijke Zaal, waar zij zich nog moeten bevinden. De Kamer verkreeg echter door die verbouwing eene

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 70