JOZEF ISRAËLS 68 temperdheid, tot een tragische uitdrukking. Hoe won derlijk legt hij, zóó dat het strevend penceel waarlijk gewijd wordt tot een doordringende welsprekendheid, en de uitbouw van het tafereel in een adem komt te staan van heimelijke grandeur, de dingen bloot, die er in deze lieden omgaan. Hoe schoon worden hun bleeke vreugden, en hun vale treurnis, hun angst en hun hope, hun kracht en hun broosheid, door hem in rijke sober heid vertolkt. Om een eenvoudig woord te bezigen, dat hijzelf over den Spanjaard Morales heeft neerge schreven, is door Israëls het menschelijk leedgevoel verheven tot dat geheimzinnige wat wij poëzie plegen te noemen. Maar er is misschien nog iets algemeeners, waardoor de kunst van Israëls ons ontroert. Toen ik eens met Odilon Redon, die niet alleen een bizonder kunstenaar, maar ook een zeer fijn beoordeelaar is geweest, de repro ductie van een toch waarlijk grandioos werk door een der allergrootste kunstenaars uit de Renaissance mocht beschouwen, bekende hij mij, daarin iets te missen, dat hem bovenal lief was. En nader gevraagd, wat dit dan zijn kon, antwoordde hij mijC’est le sentiment du foyer Juist dat nu is het, le sentiment du foyer, wat in het werk van Israëls door alles heen schijnt. En ik bedoel dat geenszins in dien zin, dat men in vele van zijn interieurs een werkelijken haard ziet, waar het gezin zich omheen geschaard heeft. Ik bedoel het in nog wijder beteekenis. Ik bedoel, dat er in het menschenbestaan, gelijk men dat in het werk van Jozef Israëls vindt uitgebeeld, altoos een achtergrond voelbaar is van dien haard, waar de kinderen van uitgaan en waar de ouderen toe weder- keeren. Dat er de weelden en de pijnen van het moe derschap, de hoop en de smarten van hen die arbeiden

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 89