Rent. Rek. Noorth. 1403/4 fol. 40. 2) Zie het onderscheid tusschen forests en pareus bij Du Cange aangehaald bij Mr. J. Smit, in het meergenoemde werk, blz. 30, noot 1. Immers, aan den kant van den Bezuidenhoutschen weg lag het Heeren-veen, een gebied, dat de graaf speciaal voor zich en zijn herberge gereserveerd had voor het steken van turf. Als dit Heerenveen afgegraven is, wordt het ingepolderd en moet er een scheysloot worden ge graven tegen het ambacht van Voorburg aan. Echter, men weet de oude grens niet meer, en het bleek nood zakelijk dat „men oic mede alrehande oude luyden daer bi most hebben om die scheydinghe te reden”, iets wat bezwaarlijk te rijmen is met de veronderstelling, dat zich daar ter plaatste een haag zou hebben be vonden. c. Haghe niet gelijk aan wildbaan. Kroon, in zijn Beschrijving van ’s-Gravenhage, oppert de veronderstelling, dat die Haghe de wildbaan is, welke de graaf hier bezat, waaruit dan zou volgen, dat het Haagsche Bosch eigenlijk de haag van den graaf zou zijn geweest. Inderdaad, haag kan in de jagerstaal wild baan beteekenen, omdat bosschen, niet alle echter, waarop de vorst privatief jachtrecht kon laten gelden, soms op de een of andere wijze van het algemeene gebied afge scheiden waren. 2) En daarbij, het Haagsche Bosch was omtuind. Maar toch dient men de juistheid van de veronderstelling van Kroon sterk in twijfel te trekken voor ’t onderhavige geval, of liever gezegd, ten stelligste te ontkennen. Reeds in de benaming van het Haagsche Bosch komt de onjuist heid van deze veronderstelling ten zeerste uit. Het heet, naast die Haghe houte, bijna steeds onse bosch van der WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 75

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 97