I.
DE REGEERING VAN KAREL V.
97
de Rekenkamer, 1477—1506, re-
7
Het tooneel dan neemt een aanvang na den dood van
Philips den Schoonen, toen er een wending kwam in de
Geldersche oorlogspolitiek. Tot nu toe waren de aan
vallen van de zijde des vijands, met uitzondering dan
van de Zuiderzeesteden, vrijwel uitsluitend op het zuiden
gericht geweest en had Holland, dat geen ernstig ge
vaar voor eigen veiligheid duchtte, onberoerd den strijd
aangezien, waarbij het steeds afkeerig was geweest, cre-
dieten ten behoeve van het voortzetten van den oorlog
te leveren. Wel was de verhouding steeds onvriendelijk
geweest, maar het bleef bij feiten van ondergeschikten
aard. En het hart van het (tegenwoordige) Zuidhol-
landsche vasteland verkeerde daarbij steeds in de ge
lukkige omstandigheid, dat het noch van de rivieren,
noch van de zeezijde gemakkelijk te overvallen was, een
voordeel, waarin Den Haag in dubbele mate deelde.
Slechts nu en dan werd men er door een bericht van
een Geldersch wapenfeit op verren afstand herinnerd
aan de oude Geldersch-Bourgondische veete of door
een vijandelijke bejegening, een van zijn burgers ten deel
gevallen, zooals bijv. Gilliaert Michielszoon, een bode
van de Hollandsche Rekenkamer, in 1505 wedervoer bij
gelegenheid van „een voyaige, die hy gedaen hadde met
sekere brieven van mynen genad(ighen) heere aen den
biscop van Munster, ende in t wederomme commen by
den Gelreschen gevangen, beroeft ende alle zijn geit
benomen werdt ende mitsdien hem niet mogelick en was
by mynen voirsz(eyden) genaedighen heere te reysen by
gebreke van gelde, om zijnre genaden die brieven van
antworde te brengen” 1).
Bouck van behouften" van
kening 1503-1505, fol. 9 vo.