HET GELDERSCHE GEVAAR TIJDENS
102
„een scipper, genaemt Coster”, „van twee tonnen ende
een kistken te Delft te voeren, alsoe de scuyten ende
wagenen zeer dier waeren, want een yegelick vluchtte” l)-
Het blijkt, dat de genomen maatregelen meer dan
een onberedeneerde uiting van schrik waren geweest.
De bedreiging was ditmaal ernstig en van langen duur
en verscheidene weken later blijkt nog steeds het archief
althans voor een deel in het klooster van Sint-
Aagten 2) te Delft geborgen niet alleen, maar werd
er zelfs voor een deel de administratie gevoerd. Zoo
althans meenen wij de uitgave te moeten begrijpen,
die een der klerken den 2den Mei aldaar in een geme-
lijken gemoedstoestand deed, toen hij „van een oudt,
leelick wijf van Delf” twee dozijn bladen perkament
had gekocht. s) Wellicht was het bestemd voor een
overzicht van de in veiligheid gebrachte stukken ten
behoeve van den ijverigen mr. Vincent Dammasz. en
van den Rekenmeester Jacob de Jonge, die den óden
Mei derwaarts trokken, „omme de Rekencamere aldaer
te ordenen.’’4) In elk geval was de aanwezigheid van den
eerste er telkens noodzakelijk5) en dat het verblijf in
Sint-Aagten ook in de toekomst nog meermalen waar
schijnlijk werd geacht, blijkt uit de opdracht aan Joost
den schrijnwerker „alias de Keyser” tot het maken van
„een kasse, omme te Delf (in) Sinte Aechten te stellen,
ingevalle dat de Camere dair vertrocken hadde over
mits de oirloge.” G)
Ibid., fol. 6. Het was waarschijnlijk Jacob Janszoon de Coster,
de hoofdpersoon van het aanstaande bieroproer, die toen als ge
volg van zijn verzet tegen de overheid werd ter dood gebracht.
2) Het latere Prinsenhof te Delft, waar in 1572 en volgende jaren
Prins Willem I verbleef en het Hof van Holland gevestigd was.
3) Rekening als voren.
4) Ibid. 5) Ibid. Ibid.