I
DE REGEERING VAN KAREL V.
105
graaf van Buren en Leerdam, heer van IJselstein, de ons
welbekende aanvoerder der Hollandsche krijgsmacht, die
zijn oom, den stokouden Jan van Egmond, als stadhouder-
generaal van Holland en Zeeland was opgevolgd
het erfelijk gezag over dit laatste gewest opgedragen,
alles tot verontrusting van den Gelderschen hertog, die
van de aanstaande expedities en de komende onderwer
ping van Friesland voor eigen behoud het ergste duchtte.
De berichtgeving betreffende de bezetting van het stadhouder
schap in deze dagen is steeds onjuist. Daarom volge hier een korte
opmerking. Ten tijde van de laatste jaren van Johan van Egmond
stond Floris van Egmond zijn hoogbejaarden oom als kapitein-
generaal van de troepen ter zijde. Spoedig evenwel blijkt hij een
meer zelfstandige positie te hebben verkregen en schijnt de waardig
heid van Jan van Egmond gesplitst te zijn, op deze wijze, dat hijzelf
het gouverneurschap behield en met den titel van stadhouder-generaal
de leiding der krijgszaken aan zijn neef Floris v. E. overdeed. In
hoever hierop de officieele sanctie was verkregen, bleek mij niet:
een opdracht der regeering schijnt niet (meer) aanwezig. Toch ge
noot hij als zoodanig de officieele erkenning, immers de huldigings-
acte van Karel V, den 3en Juni 1515 te Dordrecht geteekend,
vermeldt als comparanten behalve den „grave van Egmond, gouver
neur”, ook Floris van Egmond, heer van St. Maartensdijk, Stadhouder-
generaal van Holland (Groot Plakkaatboek III, blz. 20). Volgens de
Batavia Illustrata stierf Jan van Egmond in Augustus van dat jaar
en was Hendrik graaf van Nassau zijn onmiddellijke opvolger in het
stadhouderschap. Juist is dit niet, daar de Nassauer, die beide functies
in vereeniging bediende, van Jan van Egmond slechts het gouver
neurschap, van Floris van E. het stadhouderschap overnam. Immers
de commissie, te Brussel geteekend ,,le penultieme d Octobre 1515”,
vermeldt in den aanhef, dat de benoeming geschiedde „comme nos
amez et feaulx cousins messire Jehan conté d Egmonde, gouverneur,
et messire Floris d Egmonde, seigneur d Isselsteyn et de Saint Mar-
tynsdijcke, lieutenant des noz pays de Hollande, Zeelande et de
Frize, aient remis et resigne en noz mains lesditz estaz de gouver
neur et lieutenant general de nozditz pays”, waarop zijn benoeming tot
deze functies volgde. (Ie mem. Sandelyn, fol. 41.) Een splitsing van
functies als de bovengenoemde is het wellicht, die later Lumey in
zijn actie tegen den Prins voor oogen stond.