HET GELDERSCHE GEVAAR TIJDENS 108 B. rekening 1514'18, fol. 15. dit alles het Hof van nevens den stadhouder tot voorzichtigheid zal de oorzaak zijn geweest, dat Jan de Pape, B., rekening 15141518, fol. 16 vo. geraakt, in Den Haag werden opgehangen 1). Hoewel de hertog van Gelre zijn aandeel in deze vijandelijke gedragingen met nadruk ontkende, noopte Holland des graven „Raad” en dat een des tijds bekend Haagsch schilder, die herhaaldelijk met opdrachten van cartografischen aard werd belast, „by bevel van de Camere een patroen gemaict hadde omme t Hof te starcken ende oic om een vangenisse te maic- ken” 2). Hoewel er in deze dagen eenige werkzaam heden aan de singels van den Hove geschiedden, bleek mij echter niet, of het plan werd uitgevoerd, noch ook, wat daarvan de aard en de strekking was. Nieuwe verdingen met Gelder brachten steeds dezelfde teleurstellingen. Waren de vijandelijkheden uit dien hoek al eenigen tijd gestaakt, dan kwamen de aanvallen van over de Zuiderzee uit Friesland, waarheen de strijd was overgebracht. In 1517 trok een woeste hoop Friezen en Gelderschen geheel Noord-Holland door, verraste den 25en Juni de stad Alkmaar, om na een achtdaagsche plundering langs Beverwijk en Haarlem het Stichtsche grondgebied te bereiken. Ieder vluchtte in paniek, zoo- dat de abt van Egmond op zijn tocht naar het zuiden eerst te Leiden zich veilig waande3) en de ontvanger van de Rekenkamer ons verrast met de mededeeling, dat „in Junie 1517, doe de vianden in Alckmaer laegen”, „de Rekencamere geruympt (werd) ende gebracht tot Delf in St. Aechten” 4). Nog gedurende de geheele maand Loys, Kroniek, blz. 76. 2) B. v. - - - - 3) Blok, Holl. stad Bourg.—Oostenr. heerschappij ('s-Grav. 1912), blz. 165. 4) B. v.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 131