DE REGEERING VAN KAREL V.
109
Juli wordt de overbrenging van de archieven dan voort-
gezet en werd door „zekere arbeyders” in „een scuyte
ende een waegen” „noch te Delf gebrocht alle de reste
van de papieren in der Camere voirzeyt gebleven” x).
Wie echter schade bij het geval schenen te zullen lijden,
dat waren de Haagsche predikheeren, die tweemaal
’sjaars een „vereering” van de Rekenkamer tegemoet
zageneenmaal in de vasten, wanneer een vat haring
voor de broeders werd beschikbaar gesteld, andermaal
begin Augustus, als het geschenk uit een mand wijn be
stond. Nu echter werd den procurator van het klooster
op Dominicusdag (5 Aug.) de waarde van het toege
dachte „an gelde” uitgekeerd, „want de Camer doen te
Delf was” 2). Doch einde September, nadat de stadhou
der Hendrik van Nassau met Floris van IJselstein en
Jan van Wassenaar den 5en Aug. 1517 den vijand over
de Utrechtsche grens hadden gedrongen, was de rust
teruggekeerd en bleek men weldra bezig „zekere pa
pieren te brengen van Delf weder in den Hage’’ 3).
Maar dan nog volgt voor de verarmde Haagsche
burgerij het pijnlijke naspel; den 29en Juli werd te Delft
tusschen vertegenwoordigers van de grafelijkheid en de
magistraat van Den Haag overeenstemming verkregen
betreffende het aandeel, dat het vlek had op te brengen
in de lasten van den oorlog Sedert waren er een zes
tal collecteurs onder de burgers aanhoudend bezig, om
de verplichte penningen bijeen te garen. Maar het resul
taat moet wel bedroevend zijn geweest, al weten wij de
ervaringen niet. Het eenige, wat wij vernemen een
welsprekend bericht is, dat den 2 len November 1517
Alsvoren, fol. 17.
2) Alsvoren, fol. 17 vo.
Alsvoren. fol. 18.