p DE REGEERiNG VAN KAREL V. 117 2) B. 3) B. Derde mem. Sandelijn, fol. 34. v. B., rekening 1523—1526, fol. 6 vo. v. B., rekening 1523—1526, fol. 7 vo. Januari 1524 had de Keizer op grond van zijn voorafgaand besluit tot het vormen van „zekere wape- ninge mit volck te pairde ende te voet, omme te invaderen ende straffen onsen rebellen Ghelderschen ende vianden, die niet en cesseren van onsen goeden getrouwen ondersaten ende landen van Hollant ende anderen te willen verderven, vernyelen ende ons die ofhandich te maken” aan zijn onderzaten gelast, de in Holland gelegerde troepen van leeftocht te voor zien. Doch de onrust was ook toen bij de hooge Hol- landsche colleges nog niet geweken en, hoewel terug gekeerd in de oude vertrekken, bleef men het toch minder verkieslijk vinden, de archieven uit het veilige klooster van St. Agatha naar het onbeschermde Den Haag over te brengen. Zoo althans schijnt het oordeel van de Rekenkamer geweest te zijn, want het blijkt dat hoewel de benoodigde registers natuurlijk het college op de thuisreis hadden vergezeld Vincent Dammasz,, de klerk van de Kamer, den 26en April 1524 betaling ontving van dat hij „gereist is tot Delf, om te haelen dat inventaris van den slotevan Woerden”,2) terwijl Tileman „de biervoerder” eerst den 8en Juli ’24 werd beloond „van een coffer mit brieven van Delf in den Hage gevoert te hebben.” 3) Rekening houdend met de (vrij algemeene) practijk mogen we toch aannemen, dat de betaling hier ongeveer samenviel met het tijdstip, waarop de diensten aan de Kamer werden verleend. Het is dan ook in dezen tijd, dat de behoefte ont waakte, de voornaamste en kostbaarste archieven van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 140