DE REGEERING VAN KAREL V. 127 H. D R. 2686, fol. 21. Res. St van Holland 17—20 Nov. 1527. 3) Memoriaal, fol. 141 vo. van de erkenning der ten laste gelegde feiten een con ferentie plaats tusschen den substituut en de „Wet” te Schoonhoven, J) waarbij de zaak der beschuldigden ter wille van den ernst der feiten hoogverraad stond steeds ter berechting van het Hof aan dit college werd overgelaten, zoodat de beide verdachten weldra op de Haagsche Voorpoort een verblijf hadden gevonden. Dergelijke aanslagen wezen met niet te miskennen duidelijkheid op het naderend gevaar, dat nijpender nog bleek, toen Castre, de adjunct van den stadhouder, „opten frontieren crancke deffentie” gevonden had, zoo dat een heffing van ƒ80.000.voor de meest nood zakelijke verdedigingswerken en het aanwerven van troepen noodig bleek. 2) Mochten nu de steden zelf al weinig van ijver blaken om de gevaren met de noodige eensgezindheid af te wenden, niet alzoo het Hof van Holland, het regee- ringscollege, dat nevens den stadhouder een zoo voor aanstaande positie innam. Bij ordonnantie van den 19den Nov. 1527 gebood het na overleg met den stadhouder- generaal Van Hoogstraten en met Castre aan de grens steden Gouda, Schoonhoven, Oudewater en Woerden, dat bij oorlogsgevaar „d een den anderen mit vuer- teyckenen wysen ende vercundigen zullen, wes zy van den vyanden vernemen mogen” (waarna een gedetail leerde opgave der te wisselen seinen volgde) 3), terwijl den volgenden dag aan Rotterdam, Leiden en een aantal andere Hollandsche steden met nadruk werd bevolen, haar verdedigingsmiddelen te herzien, waarbij met name

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 150