HET GELDERSCHE GEVAAR TIJDENS 134 buitengewoon wellicht vertrouwend op hun heer Arent Pietersz., de be- van de Hofkapel, en zijn op- wat hem ghaf tot loopen nae Scheverlingen in den duynen nae den zeecant, die en hadden gheen noot van den vyanden”. Minder vreesachtig en geestelijken staat waren daagde J) gewezen koster volger, heer Jan le Feure, die rustig bleven, ook toen de vijand zijn eersten aanval op 't Hof begon. Le Feure was daardoor in staat zich uitermate verdienstelijk te maken en later mocht hij er zich op beroemen „gere- couvreert te hebben diverssche rekeningen, registren, tytelen ende andere munymenten, die gepackt waeren in een coffer”. Het was misschien een der kisten, door den auditeur Vincent Dammasz. ter verzending gereed gemaakt en toevertrouwd aan de goede zorgen van Neel Baerten, die zich verplicht had gezien zijn vracht ter plaatse terug te brengen. De koffer was door de invallers „opengesmeeten” en de inhoud „geworpen langes den Hove” 2), wat ook was opgemerkt door Joost Jansz. Duyck, aan wien men later zijn dankbaarheid betoonde, dat hij „geraept ende bijeengebracht (had) in bewaerder- hand diverssche rekeningen ende registeren van der Rekencamere, die by den vyanden uyter cofferen, dair- inne die gepact waeren, overal (op) t Hof gespreyt ende geworpen waeren” 3). Hebben wij hier te doen met een geestelijk overwicht van een vastberaden priester, of was Maarten van Rossem zachter besnaard dan de niets ont ziende geweldenaar, zooals de tijdgenoot hem ons schetst? Was hij inderdaad niet steeds de „venynighe slinder”, In het B. v. B„ rekening 1523J26, fol. 6 vo, wordt hij als „oudt” aangeduid. 2) B. v. B„ rek. 1529—1532, fol. 39 vo. 3) Alsvoren, fol. 26 vo.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 157