HET GELDERSCHE GEVAAR TIJDENS 136 de goede J) Aldaar, fol. 26 vo. 5) In pand genomen. 3) Aldaar, fol. 24 vo. 4) Het was kort te voren aangelegd. Den 16en Juli 1527 werden 7 katerns perkament, den 23en Aug. d.a.v, nog 24 katerns groot formaat betaald ,,tot het nyeuwe tweede geluwe regystere van der Camere, geteekent B ende beginnende prima Meye anno 27,” waarna den 12en Sept, „meester Hughe de bouckbinder alhier in den Hage” werd voldaan, die het in „een groot gelu Spaens leer tot een cou- vertorie”, voor dat doel weer te Antwerpen gekocht, gestoken had. (B. v. B., rekening 15261528, fol. 16 vo. 19, 20.) 5) B. v B. rek. 1529—1532, fol. 24. camere, die by den voorszeyden vyanden beroeft ende in de Spoye geworpen waeren ende by haar weder gerecouvreert” x). En toen haar daarvoor drie Karolus- guldens werden uitgekeerd, bleek het, dat daarmee niet ten volle voldaan was aan het gevoel van erkentelijk heid van de Rekenkamer, die haar den 12en Maart nog een bedrag deed toetellen „voor zekere regystren, reke ningen ende andere boucken van der voorszeyde Reken- camer, die sy in haeren huyse hadden ende deselve in verdinghe genomen 2) van den voorszeyden vyanden” 3). Een andere vrouw „op t Spoye” had niet minder de getabberde heeren aan zich verplicht. Het belang rijke en nog aanwezige „tweede geluwe register” 4) van de Rekenkamer had het lot van vele andere ge deeld: als waardeloos door de soldaten weggesmeten, was het door haar opgemerkt en in haar huis geborgen. En de Kamer gaf uiting aan haar dankbaarheid, toen zij de „vrouwe” zes stuivers „te drinckgelt” aanbood5). Ongetwijfeld was het in voordeeliger staat den heeren rekenmeesters ter hand gesteld dan het „witte ruyge register”. Het laatste toch, dat uit het Spui was opge- vischt en zeer gehavend bleek, werd daarom, na vol doende gedroogd te zijn, toevertrouwd aan

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 159