schat voor veel duysent guldenen ende keerden doen
metten roof weder binnen Utrecht’’.
Iets uitvoeriger en levendiger beschrijft op zijn beurt
Van Mijnden den roof. De aanvallers kregen er „ghroot
schat”, zegt hij, „ghelt ende goedt sonder ent, dat niet
te estimeren en was, ende veel ghoeder ghevanghen”.
Ten huize van de vrouwe van Wassenaar, het aanzien
lijke gebouw, dat destijds zijn tinnen verhief ter plaatse
van het huidige departement van Financiën, namen zij
„alle myns vrouwen clederen ende silver; datselffste
silver costelick was”, voegt hij er onderrichtend bij.
Maar „duer hulp van vrienden” was het haar gelukt
het geroofde voor 1400 goudguldens terug te koopen,
voor minder dan de halve waarde, zegt Van Mijnden,
die de bedoelde kostbaarheden later bij de verheugde
eigenares had kunnen bewonderen. Doch de aanvallers
gingen met overleg te werk: alleen „het betste ghoet,
dat sy mede connen vueren”, werd in de schuiten ge
laden, zoodat bijv, de zijdenlakenverkoopers het hard te
verantwoorden kregen, terwijl daarentegen bij de wollen-
lakenverkoopers alleen de duurdere stoffen uit hun voor
raad werden weggekaapt. „Ende die ghemeen burgher
en hadden sonderlinge gheen schay vanx) den am-
bochtsman, want sy en condent soe niet wegcryghen,
want hetselffst, dat sy medenamen, dat voerden sy in
cleyn schuytjes wech ende mosten somtyts over dijcken
ende dammen op spietsen die schuytjens draghen”.
De meeste schade, zoo vertelt onze welingelichte jonker
dan verder, leden „die raetsheeren, advocaten, procke-
ruers ende ander heren”, in tegenstelling met de be
woners van vele andere huizen, die „om een clein pen-
HET GELDERSCHE GEVAAR TIJDENS
138
1) Vanleesevenmin als.