Hl
DE REGEERING VAN KAREL V.
l) H.D.R. 2686, fol. 22.
Niettemin deed hij ten behoeve van eenige met name
genoemde edelen, die alien in Kuilenburg geparenteerd
waren, uit oude relatie en vriendschap een beroep op
de clementie van maarschalk Van Rossem, terwijl de
heeren Willem van Coulster heer van Alkemade, Jan
van Duvenvoorde heer van Warmond, Gerrit van Lok
horst, Willem Oem van Wijngaerden, Gerard van
Assendelft en ’s Hofs griffier mr. Johan de Jonghe ge
nade in zijn oogen hadden gevonden, waarom hij zijn
broeder aanbeval, hun huizen voor brandstichting te vrij
waren en zich slechts met brandschatting tevreden te
stellen.
Dat het inzicht van de aanvoerders der Geldersch-
Utrechtsche macht niet al te veel van het zijne afweek,
bleek op hetzelfde oogenblik, dat de schrijver zijn brief
verzond. Johan van Huchtenbroek had n.l. logies ge
zocht ten huize van heer Willem Oem van Wijngaerden
en bij zijn vertrek werd ’s heeren Willems woning met
zijn inboedel voor geen „hoenseye ofte leepelsteele” be
schadigd. En hoe kon het anders„die cassenairs van Sinte
Anthonis casse, die voor de Geldersche in den Hage
quam om t te verspien, zoo men zeyde,” schenen den
vijand voldoende aanwijzingen omtrent de gezindheid
der autoriteiten te hebben verschaft, terwijl de hulp
„van een carmelyt, die mitten Ghelderschen in den
Haighe geweest soude hebben, te weten die broeder
van Nyes van der Does, die zekere lijfrenten optie
stede van Delft sprekende heeft,” 9 evenmin zonder
waarde zal geweest zijn.
Teneinde de verwarring te vergrooten, werd door
den vijand terstond de voorpoort van den Hove (Ge
vangenpoort) geforceerd, en stelselmatig destructief werd