HET GELDERSCHE GEVAAR TIJDENS M2 vo. Inventaris Gevangenpoort, H.D.R., no. 1772. 2) Fr. geöle. 2) H.D.R. 2686, fol. 54. 4) Aldaar, fol. 39 vo. 5) Aldaar, fol. 40. Aldaar, fol. 40, 21 daarbij te werk gegaan, zoodat de cipier van de poort in 1537 verklaarde, „dat de Gelderschen by t innemen van den Hage alle de boeyen, scharen ende sloten, die zy wisten te vinden, geworpen hadden in de vyver, daerby datter veel mit zyne goeden verbijstert werden” 1). Het was een bonte schakeering, wat daar gekerkerd was geweest. Er waren eerzame drukkers, wien ten laste was gelegd, dat zij „suspecte” boeken hadden „geprent”, „smaeckende naer haeresie;” ketters van allerlei aard en stand, maar ook „potbouven” en „speckhaelders”, die den eenzamen boer hadden belaagd en brandstichtten, waar hun geen gewillig oor geleend was of de beurs naar hun schatting onvoldoende werd geopend. Tot die eersten behoorde bijv. Cornelis Wouters van Dordrecht alias „Coperen Potken”, die den 13en April 1527 „in de gayoele” 2) was opgesloten en daar volgens berekening van den cipier 329 dagen gelegen had, „een dach van scrickeljaer daerinne gerekent”, nadat hij te voren met de Dordtsche gevangenis had kennis gemaakt3). Ook Dirk van Zwieten uit het land „van der Marck”, een priester, die na 428 dagen opsluiting zoo onverwacht het uur der bevrijding hoorde slaan kon zich uit de voeten maken, evenals Dorys Alferts, die ook de giool tot logies had gehad5), en Dieuwer van der Heyde. Doch dat er tevens gespuis onder liep, bewees de ons bekende Jan van Haestrecht, die den 7en Februari op de poort gekerkerd was, eerst beneden verblijf hield en later op de Ridderkamer werd opgesloten6), een onder-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 165