DE REGEERING VAN KAREL V. 145 10 le Buck, deurwaarder van eenkomstig de intentie Dit blijkt o.a. aan de confrérie biz. 662. den St. Jorisdoelen bijv, hield de vijand deerlijk huis: het meubilair vormde één ruïne met de verscheurde privilegiën en octrooien, die het gilde in den loop der jaren had ontvangen 1). Het oude grafelijke slot, bij Van Mijnden het „Keizers hof” geheeten, bleef wonder boven wonder voor plun dering bespaard en zelfs de vernieling, behalve die, welke aan de archieven bedreven werd, bepaalde zich tot het stuksnijden van kussens en bekleedingen, niet onwaarschijnlijk om na te gaan, of daarin misschien kostbaarheden geborgen waren, die men niet bijtijds in veiligheid had kunnen brengen. Dat daar niettemin in dezen tijd al was de verwaarloozing der gebouwen in verband met de voortdurende afwezigheid van den landsheer al begonnen nog genoeg waardevols te rooven viel, is duidelijk, als men overweegt, dat de stadhouder er zijn intrek nam gedurende den tijd, dat hij zich in Den Haag bevonddat voor nauwelijks drie jaar de landvoogdes er nog gedurende eenigen tijd logeerde en bovendien ’s graven Raad, Register- en Reken kamer drie uiterst belangrijke colleges er hun appar tementen hadden, waar zij noodgedwongen en onthutst door den onverwachten overval alles hadden achter gelaten, wat op den dienst betrekking had. Wat de deurwaarders betrof, een van hen, Anthonis de Rekenkamer 2), had over- van Van Weze geducht van uit het privilege, den 18en Mei 1563 door Filips II van St. Joris verleend en vermeld bij De Riemer I, 2) De Rekenkamer had ten behoeve van de uitoefening van haar jurisdictie een of meer deurwaarders, die in een eigen vertrek, de z.g.n. „deurwaarderskamer” (er was ook een „heerenkamer”, een „tresoriers-” en een klerkenkamer”) verblijf hielden.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 169