A. J. SERVAAS VAN ROOYEN 1839—1925 7 hij wellicht in meer dan een opzicht als archivaris was tekort geschoten, toch had hij aan de gemeente beter verdiend. Hij berustte dan ook niet, maar protesteerde bij den Raadde pers trok zich de zaak aan, die wel dra tot een cause célèbre in de Haagsche wereld uit groeide. Na herhaalde besprekingen in den Raad werd van Rooyen tenslotte toch, zij het met een uitkeering gedurende drie jaren, als archivaris ontslagen. Nog zeven jaren bleef hij directeur van het Museum, hoe wel ook daar zijn positie verre van aangenaam was geworden. Tegen 1 Januari 1912 nam hij als zoodanig ontslag en kort daarop verliet hij de gemeente, die hij 28 jaren had gediend om zich met zijne gade te Zeist te vestigen. Daar heeft de 73-jarige nagenoeg tien rustige jaren gesleten. En niet in ledigheid. Het schrijven was hem een lust en een behoefte en is dit tot zijn dood gebleven. Hij vierde deze lust bot door een klein tijdschriftje op te richten: „Met de pen in de hand”, dat hij aan belangstellenden toezond en waarin hij allerlei kleine historische bijzonderheden e.d. publiceerde. Het heeft, zoover bekend, slechts een tiental nummers geteld. Daarnaast hield hij zich bezig met het ordenen zijner brieven, waarbij hij kleine karakteristieken der schrijvers voegde, waarna hij een deel aan het Algemeen Rijks- archief, een deel aan het genootschap „de Neder- landsche Leeuw” ten geschenke gaf. Zijn historische aanteekeningen deed hij op een veiling, waar ze door het Haagsche gemeentearchief verworven werden. Zoo kwam op 30 Mei 1919 voor den ouden, weduw naar geworden man zijn tachtigste verjaardag. Uit zijn Haagsche vrienden werd een comité gevormd, dat gelden bij elkaar bracht, waarvoor, in samenwerking met de vereeniging „die Haghe”, waarvan hij in latere jaren

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 16