DE REGEERING VAN KAREL V. 149 De leden van Hof en Rekenkamer toch, de zgn. „suppoosten van den Hove”, waren allen onbereikbaar, behalve wellicht enkele voor dit doel onbruikbare ondergeschikten. 2) Zie bijlage V bij het artikel van den heer Van Zuiden in de B. en M. 1911een copie is opgenomen in het Papieren Register op het Gem. Archief. Hoewel de berekening niet geheel feilloos is en de heeren plunderaars geducht met dubbel krijt hebben gewerkt, blijkt de opgave van Jhr. Herbeten niet al te ver uit den koers en is hij met betrekking tot het bedrag, dat onmiddellijk werd voldaan, goed ingelicht. Een viertal gijzelaars werden als waarborg voor de richtige betaling van het resteerende bedrag door den aftrekkenden vijand meegevoerd, n.l. Huge de Goud smid, Jacob de Smid, Jan Adriaenszoon en Mr. Aernt Hugenszoon, die wij natuurlijk onder de meest vooraan staande familiën van Den Haag, het meest waarschijnlijk onder de leden van „de Wet” zullen ontmoeten. Uit een acte, waarin de belooning voor de nadien weer in Den* Haag teruggekeerde gijzelaars wordt bepaald, 2) blijkt, dat op bedoeld oogenblik twee partijen optreden, „te weeten die van den Hage ende oeck dieselve gyselaers’’, zoodat vaststaat, dat het bedoelde viertal als zekerheidssteliing voor het vlek met uitzondering van Hof en suppoosten werden mee gevoerd. Wagen wij nu een gissing die uit den aard der zaak niet meer dan een min of meer gewaagde onder stelling zijn kan dan zou de genoemde Hugo de Goutsmit wellicht de schepen Huych Arents, Jacob de Smit misschien de schepen Jacob Grebbertsz (een goud smid), Jan Adriaensz een zoon van den schepen Adriaen Gerytsz Paert en ten slotte mr. Aert Hugesz. een zoon

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 173