DE REGEERING VAN KAREL V.
157
ressort beslag gelegd en den16“ Maart aan Jan Heynricxs-
zoon als „commissarys ende ontfanger” het beheer daar
van toevertrouwd, omdat „diezelve van Utrecht viants-
gewyse mitten beveelsluyden des heeren van Gelre
onlancx mit veel ende diveersche ruyteren ende knechten
in onsen lande van Hollandt ongewairder eere ende
sonder ontsegghe gecomen zijn, stichtende brandt, doot-
slaende, vangende ende beroevende onsen ondersaeten”.1)
Maar van de tenuitvoerlegging van dezen maatregel
scheen in deze omgeving voorloopig weinig te zullen
komen en het duurde tot Augustus, eer in Den Haag,
Voorburg en Rijswijk en de overige deelen van Delfland
en in het aangrenzende Schieland de eerste inbeslag
nemingen konden geschieden. Het geheele gezag scheen
nu eenmaal uit de voegen gerukt.
Deze geweldige verwarring, gevoegd bij het gebrek
aan vertrouwen in de leiding der krijgszaken, kon niet
anders dan den toestand nog verergeren. Den omvang
van de gepleegde onbehoorlijkheden in zijn geheel te over
zien we zijn er niet toe in staat, daar de vonnissen van
het Hof van Holland gedurende December 1527 tot den
25“ April 1528 niet in het daarvoor bestemde register
zijn ingeschreven, waaraan de verwarring, door den inval
der Gelderschen gewekt, wel niet vreemd zal zijn. 2)
Rek. Jan Heynricxsz. (H.D.R. 1901) fol. 74.
2) De vonnissen, ingeschreven in de daarvoor bestemde registers
zijn copieën, die op ongeregelde tijden werden bijgeschreven, zoo dat
de chronologische orde niet steeds voorbeeldig is. Wellicht is hier
een pak sententies zoek geraakt, zoodat van invullen geen sprake
meer kon zijn. Bovendien zijn na een vonnis van 12 Mei 1528 een
paar bladen uitgeknipt, waardoor ook het slot van een vonnis van
7 Mei verloren ging. Het schijnt een verminking te zijn uit dien tijd
zelf: de nummering der vonnissen en de folieering gaan ononder
broken door. Met de inschrijving begint men blijkbaar weer, als men
te Delft met de werkzaamheden in orde is gekomen.