DE REGEERING VAN KAREL V. 159 het juist in R. A. Derde mem. Sandelyn, fol. 175 vo. naar het scheen nog al aanstoot. Immers was 1 dezen tijd, dat de geloofsvervolging gevaarlijke afmetingen begon aan te nemen, waarvan reeds een aantal Haagsche ingezetenen en onder hen een paar mannen van weten schap en gezagde rector Gnapheus en de advocaat voor den Hove Mr. Cornelis Hoen het slachtoffer waren geworden, terwijl slechts enkele maanden voor den inval, den 20en November, de geruchtmakende executie vanWijntgen Claesdochter, die „in een misgeloove van het sacrement” volhardde, in Den Haag plaats vond, waar van het nog thans niet geheel onbekende martelaarslied overal de ronde deed. En dat alles vond plaats onder omstandigheden, dat het aanzien van den geestelijken stand, die, volgens het bekende woord van Erasmus, door haar „manier van leven, om te zwijgen van haar zedelijkheid”, door „onpriesterlijk drinken”, kortom door ,.de geheeie manier van leven”, immer dalende was. Wij weten, hoe de Dominikanen in Den Haag en elders bij de terechtstellingen een rol speelden, hoe de Haagsche kloosters den economischen strijd om het leven voor de burgerij verzwaarden, zoodat ten slotte bij velen de haat tot uiting kwam. Zelfs was de Delftsche magistraat in den aanvang van het voorafgaande jaar met de Haagsche Predikheeren in ernstig geschil gewikkeld, toen zij zich verzetten tegen het optreden in de stad Delft, aan welke verhouding ten slotte de landvoogdes een einde moest maken1). Dat alles had indruk gemaakt op de menigte, in weinig gunstigen zin voor de kloosters, en nu het beschermend element ontbrak, kwam het tot excessen, waarvan Mr. Cornelis Claeszoon een van de slachtoffers scheen ge worden; althans, zoo verklaarde hij later voor het Hof,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 183