Claes Coebel, vertegenwoordiger van een Oud-Haagsche
patricische familie, „een gebraden cappoen tot zynen
huyse gevonden”, terwijl eveneens ontdekt werd, dat
Cornelis van Bronkhorst met zijn vrouw op „Onze
Lieve Vrouweavond Visitaecie”, „vleysch” gegeten had,
zoodat weldra al deze misdadigers voor het Hof terecht
stondenx).
Toch was, ondanks de zorg der aangestelde bewakers,
het gevaar voor een open vlek als Den Haag nog
geenszins afgewend. Zich op het platteland te begeven,
waar bovendien nog steeds plunderende benden, ook
van eigen troepen, den boer afliepen, was een roeke
loosheid, waartegen niet ernstig genoeg kon worden
gewaarschuwd. Mr. Hans, de beul van Haarlem 2),
maakte reeds terstond van de gelegenheid gebruik, toen
hij den 15en Mei voor een terechtstelling naar Delft
ontboden werd en verhoogde zijn tarief, „alsoe t pericke-
loes te reysen was overmits die Gheldersschen knechten,
die daer geweest waeren” 3), terwijl des daags te voren
een bode met een brief naar den Haag was gezonden
„an de prior ende convente van de Jacoppyne 4), in
houdende, dat die prior niet reysen en soude tot Utrecht,
omme meerder inconveniente te schouwen” 6). Een
maand later was die toestand nog niets verbeterd, ge
tuige Daniel Claeszoon, de bode, die den 23en Juni uit
Delft naar den Rijswijkschen schout trok, „roerende
DE REGEERING VAN KAREL V.
161
11
H. D. R. 2686, fol. 46 vo., 28.
Hij hield er verblijf, maar werd aangesteld door het Hof en
„bediende” zoowel dit college als de verschillende steden tegen een
„vast tarief”. Een collega van hem, die soms ook in Den Haag werd
ontboden, resideerde in Dordrecht.
3) H. D. R. 2686, fol. 35.
4) Dominikanen of Predikheeren.
5) H. D.R. 2686, fol. 51 vo.