DE REGEERING VAN KAREL V. 163 Resolutie Staten v. H. in dato. 2) Plakkaat 11 Mei 1528, derde Sandelijn, fol. 210. 3) H.D.R. 2686, fol. 21 vo. een oogenblik van opwinding op de dagvaart van den 31en Maart openlijk de stad Amsterdam als een der schuldigen aanwees. Toen dus het Hof van Holland in deze dagen in alle steden en dorpen door zijn deur waarders deed afkondigen, „dat die Franchoysen optie zee zijn met scepen van oorloge, om onssen landen ende ondersaeten te beschadighen, te nemen ende te over vallen” 2) en bovendien het gerucht ging, dat ze reeds voor de kust waren gezien, steeg de opwinding nog meer en zegenden zij, die uit Den Haag binnen Delft een goed heenkomen gezocht hadden, hun veilige wijk plaats. Onder zulke omstandigheden beijverden zich natuurlijk de duistere elementen, om uit de algemeene verwarring munt te slaan. Roof en plundering werden schering en inslag en toch was het Hof in volle actie om de daders op te sporen en streng te straffen, zoowel de nog altijd achtergebleven zwervende Gelderschen als eigen ge deserteerde groepen en zelfstandig opereerende personen. Vooral het platteland had het daarbij hard te ver antwoorden en onder voorwendsel van opeischingen ten behoeve van den krijg was het vooral op den boer gemunt. Zoo hadden bijv, begin April Arlewijn Louwe- riszoon en Meeus de Cuyper, beiden van Delft geboortig en na hun booze daden weldra daar gevangen, „met hoeren consorten” uit Maasland en Ketel eenige paarden buitgemaakt en den landlieden van hun „vleysch, speck- worsten ende anders” beroofd 8), terwijl een aantal andere soldaten elders in Delfland opereerden en er op „zeeckere beesten” beslag wisten te leggen, „jegens

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 187