HET GELDERSCHE GEVAAR TIJDENS 164 vo. vo. Aldaar, fol. 27 vo., 31 vo. Aldaar, fol. 23. 3) Aldaar, fol. 22 4) Aldaar, fol. 23 en de stadsvest danck van de lantluyden”, „zeggende, dattet Stichtsche beesten waeren” Niet het minst de bruiloften, nog heden ten dage uit de talrijke vonnissen van vervlogen eeuwen als zwelg en bras- en vechtpartijen berucht, oefenden een bijzon dere aantrekkingskracht op het dwalende geboefte uit en gedurende de maand Mei zien wij tot tweemaal toe den substituut met een zestal dienaars naar Ketel, Maas land en Schipluiden trekken, teneinde er de „ledich- gangers ende rabauwen, dier veel in de getalle frequen teerden” 2) tegelijk met de crijcxsluyden ende andere, die sy er vinden souden,” 3) samengeschoold als vliegen om de kaars, in massa aanhouden. Even zoo was het te voorzien, dat op kermissen en weekmarkten het kwaad element zou trachten zijn slag te slaan en dit was aan leiding, dat den 7en Juni de substituut van ’t Hof ver gezeld van Adriaen van Dorp, baljuw van Schieland, uit Delft naar het naburige De Lier trok, alzoe t aldaer kermisse was, omme te apprehendeeren alleledichgangers, rebouwen ende krijcxsluyden, zoedat ze een verloeren krijcxman geapprehendeert hebben ende die gevangen gebrocht hebben opte poerte” 4). Herhaaldelijk werd dan ook bij een dergelijke klop jacht op „verloeren” Geldersche of Stichtsche soldaten de hand gelegd. Den 24en April bijv, werden door den i een zekere en Goessen, die uit Groningen substituut op den Delftschen Schooltoren Barend Pietersz. van Breda herkomstig was, gevangen gezet. Den 16en Mei echter was het beiden gelukt uit te breken

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 188