teyt) ende zijnen volcke jegens den Turck oft Barbarouse voor Thunes”, waarbij „de sangers van desen Hove” met „den gemeenen sangers van der Groote Kercke” hun goede diensten bewezen. Al deze verwikkelingen waren koren op den molen van de vele vijanden van Karel V en zijn naar veroveringen strevende politiek. De Geldersche hertog meende er zijn voordeel mee te moeten doen en bracht onrust in Holland door een aanslag op Amersfoort en Enkhuizen, terwijl de Fransche kapers de kuststreken bedreigden. Den 17den Juli 1536 was op order van de Rekenkamer Jan Joly naar Scheveningen getrokken „om te vernemen of aldaer eenich rumoer van Franchese scepen voor landt was, als men zeyde”.2) Het bleek ons niet, of het gerucht waarheid bevatte, maar voor vrees was inderdaad alle aanleiding.Gouthoeven vertelt ons,3) tot de beide oorlogs schepen een geruimen tijd de zee onveilig maakten niet alleen, maar soms met de booten een „lantgang” maakten „ende quamen aen de dorpen, die aen t strange lagen ende meenden de arme lantlieden van haer bedde te halen in de dorpen”, van welke plaag ten slotte Dordtsche list en Dordtsche dapperheid Holland verloste. Wel maakte een kort bestand sedert eenigen tijd aan de vijandelijke aanvallen van beide zijden een einde, maar sedert 1539 deden zich nieuwe moeilijkheden voor met Gelder, waar Willem van Gulik en Kleef na Kareis dood met energie zijn rechten op de nieuwverworven erflanden verdedigde en in het najaar van 1542 zelfs Dordrecht bedreigde.4) Bovendien was Frans I van Frank- HET GELDERSCHE GEVAAR TIJDENS 180 B. v. B., rekening 1535'37, fol. 16 en 17. 2) Aldaar, fol. 28. 3) Blz. 602. 4) Wagenaar V237.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 204