geheel Holland
van deze zorg ont-
de diensten van
en maakte de Rekenkamer, geheel
heven, gaarne gebruik van de diensten van een deur
waarder „omme van Delft alhier in den Hage den
27en September 43 gehaelt te hebben de registren,
pampieren ende rekeningen deser Camere, die aldaer
sekeren tijt gevlucht waren geweest” En in milde
stemming zorgden de rekenmeesters zelfs voor een blij-
eindend slot door een bedrag van zes ponden ter be
schikking te stellen van „de mater van den convente
van Sinte Aechten te Delft, omme dairmede te recreëren
de gemeen susterkens aldaer, in danckbaerheyt, dat zij
geduerende dese oirloge omtrent drie maenden eenige
pampieren, rekeningen ende registren, die aldaer gevlucht
ende by hemluyden droege plaetse verleent was, bewaert
ende stede verleent hebben”, waarbij in het bijzonder
de portier en zijn helpers werden bedacht, „die tot divers-
sche tyden de poerte ende plaetse, daer de papieren voor-
s(eyt) waeren, geopent hebben, wederomme geopent ende
anders toesichte dairtoe gehadt hebben” 3).
Wij hebben in het voorgaande geschetst een reeks
van verschrikkingen van het bedreigde Den Haag uit
de eerste helft der zestiende eeuw, waarbij wij een beroep
doen op de phantasie van den lezer, die waar onze
bronnen te kort schoten om de schildering te vervolmaken
in het aandeel, dat naast de regeering ook het veel
geplaagde volk had in de jammeren van den jarenlangen
krijg - achter het medegedeelde moge zien de trooste-
looze verschieten, die het lot waren van de verarmde,
verwilderde en uitgeplunderde burgerij, niet alleen van
Den Haag, maar van geheel Holland en de overige
DE REGEERING VAN KAREL V.
183
B.v.B., rek. 1541-43, fol. 27.
2) Aldaar, fol. 26 vo.