provincies, die vóór en na Karel V ten deel vielen. Toch reikte ons doel verder: het was om den indruk te vestigen van het diep-rampzalig bestaan, dat den Neder landers gedurende eeuwen beschoren was. Steeds toch hadden kleinere en grootere van 's keizers leenmannen, die zich immer meer onafhankelijk voelden, elkander beoorloogd, elkanders grondgebied verwoest, de bevolking beroofd en gebrandschat, ook nog, toen één dier riddergeslachten zich tot hun aller meerdere had opgewerkt en de kleinere gebieden tot zich trok. De strijd tusschen Hoek en Kabeljauw ten onrechte vaak voorgesteld als enkel een strijd tusschen adel en volk was gaande gehouden door den naijver en de botsing van belangen tusschen geslacht en geslacht, tusschen stad en stad, het particularisme in zijn meest sprekenden vorm. En toen die strijd, of juister: toen de uitwas er van door een machtiger gezag was be dwongen, kwam nog de schaduwzijde van het middel- eeuwsche leenstelsel duidelijk uithet was de strijd van gewest tegen gewest, die zich nu ontketendeFriesland, Gelder en het Sticht, die het aan zichzelf overgeleverde Holland benauwden. Tot ook zij zich moesten bukken voor het machtige Oostenrijksch gezag, dat daarmee den binnenlandschen strijd had bezworen, al bleef het stedelijk particularisme, in vreedzamer vorm en steeds zich vervlakkend, in leven. De opstand tegen Spanje bracht daarna weer meer relief aan den ouden toestand, toen ieder der provinciën haar zelfstandigheid hernam, tot eindelijk de val der republiek de aanleiding was tot de komende eenheid. Maar het jaar 1543 was het be langrijke keerpunt geweest, dat een betere toekomst beloofde, al teekenden zich reeds vaag de nieuwe gevaren aan den politieken gezichtseinder af. HET GELDERSCHE GEVAAR ENZ. 184 r

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 208