PHYSIOLOGIE VAN DEN HAAG.
205
’t algemeen
in den Haag
tevreden, en
fatsoen. En
Den Haag destijds wel wat
C. ten Kate. (Te 's-Gravenhage, bij K. Fuhri. 1843.)
’t Boekje verscheen in ’t gewone Physiologie-formaat;
’t bevatte XVII hoofdstukken, samen 162 bladzijden.
Op 't tietelblad stond noch dit motto
Ontfanght dit vuyl papierghy hebt het licht te weten
Waer toe het dienen kan, als Suyker, Zeep en Kruyt
Geen peperhuys en vindtik geef het daer voor uyt.
HUYGENS.
’t Maakte dadelik veel opgang, en baarde veel op
zien; wat vooreerst bleek uit ’t feit dat in ’t zelfde jaar
’n twede druk uitkwam, en bovendien maar daar
over straks. Eerst over ’t boekje zelf.
Hoewel de naam van de schrijver niet vermeld was, scheen
’t voor sommigen niet moeilik te zijn die uittevorsen:
’t was niemant minder dan ’n noch niet lang gepromo
veerde, maar al veel belovende jonge doctor in de lette
ren, de latere professor W. A. Jonckbloet. En dit
geschriftje, waarschijnlik in ’n studentiekoze luim op
’t papier geworpen, vertoont, hoe groot ’t verschil ook
moge zijn met de latere Geschiedenis der nederlandsche
letterkunde, toch al ’n paar trekken van dit beroemde
werk: ’t is geschreven in ’n niet-deftige, maar vlotte,
leesbare stijl; en de schrijver steekt z’n mening niet
onder stoelen of banken, schroomt niet presies te zeggen
wat ’m op 't hart ligt. Zo had ’t zeer zeker literair-
journalistieke verdiensten; maar van ’n soort die wel
licht in onze dagen meer waardering zou vinden dan
in de tijd van z’n verschijnen. Want over
leefde men in ’t Holland van 1843 en
zeker wel niet ’t minst gemoedelik en
was men vooral gesteld op deftigheid en
zo viel de Physiologic van j
uit de toon we zullen straks zien met welk gevolg.
Dit is wel heel sterk: als we ’t nu lezen, kunnen we