PHYSIOLOGIE VAN DEN HAAG.
207
hij
doet dit, de ander dat in z’n vrije tijd; „en ik, uw
onderdanige dienaar, heb er in den laatsten tijd niets
beters op gevonden om den kostbaren tijd te dooden
dan in onze lieve stad dapper rond te kijken en het
geziene en gehoorde tot stichting en opbouwing van
al wat in onze provinciën rondslentert te boeken. Het
gouvernement levert mij de schrijfbehoeften en aan stof
zal het mij niet ontbreken, want de oude rederijkers
spreuk geldt ook voor den Haag: „Godt voedt veel
zotten".
Wel zou hij meer bijval gevonden hebben, als hij
z’n aangevangen werkje voltooid hadHet laatste zede
lijke pistoolschot op de muren van Sion afgeschoten
tegen de ongerechtigheden dezer wereld; „een boek
geheel in den geest van den tegenwoordigen tijd ge
schreven”. Ook heeft hij wel de Physiologic des Phy
siologies gelezen; maar toch waagt hij ’t, aan de lezers
de Physiologie van den Haag „op te disschen”. En
hij hoopt dat de Hagenaars hem ’n eikekroon waardig
zullen keuren „om Gods wil niet dat ding dat ik
wel eens aan een knoopsgat heb zien bengelen, maar
die kroon, die der ware burgerdeugd ten deel valt”.
Hoofdstuk II handelt over de haagse straten. De
schrijver verdeelt de stad in vier wijken, en trekt daar
toe de lijnen Zeestraat tot Bocht van Guinée en Heeren-
gracht tot Loosduinsche brug. In de eerste woont adel
en geld-aristokratiein de twede ’t volk, met z’n zor
gen en moeiten, dat armoe lijdt en gebrekin de derde
kleine renteniertjes en mindere amtenarenin de vierde
vindt men de Joden, en verder bedelaars, landlopers,
turfdragers (’t enige gilde dat noch bestaat, en die be
kend zijn als „ijverige oranjeklanten” al worden ze
er dan ook voor betaald, volgens de schrijver), bor
delen. Dit alles is geestig, en soms niet zonder sar-