noch ’n schets en Veenestraat bij kasme geschreven. Ook krijgen we van Houtstraat, Pooten, Vlaming- avond. In ’t derde hoofdstuk wordt ’n blik gegund op enige gebouwen. De paleizen van de koning en de prinsen worden als niet veel zaaks geoordeeld. Dan volgen de ministeries; met steken in ’t biezonder op Oorlog, en vooral Koloniën. Bij de bespreking van de 2e en le Kamer vindt de schrijver gelegenheid tot ’t hekelen van de „welsprekendheid a f 2500” en tot 't plaatsen van ’n woord over ’t problematics bestaan van ’n le Kamer. De huizen van Huygens en van Joan de Witt geven aanleiding tot ’n korte lofspraak op deze be woners ervan. De woning van Cats bestaat niet meer; evenmin als de „onbegrijpelijke eerbied, die men als dichter voor hem koesterde” 2). 't Vierde hoofdstuk geeft ’n geschiedkundige waar dering van de „Loterij-zaal” tegenover ’t misbruik dat in die tijd (en noch veel jaren later ook, zoals men weet) tot deze benaming de aanleiding was geweest 3). Hoofdstuk V bekrietiezeert ’t Mauritshuis, dat in die dagen niet enkel schilderijen-museum was. Toen was ’t, „even als de hel naar het denkbeeld der middel eeuwen, in een opper- en een nederiger gebied ver deeld, en even als daar weten wij, dat ook hier Die onderste stat es jammerlike”. Dit „Museum van rariteiten” was ’n groot mengel- PHYSIOLOGIE VAN DEN HAAG. 208 de 2e 't Noodlot heeft gewild dat Jonckbloet later zelf lid van Kamer is geweest. 2) Men kent ook 't oordeel van J. over Huygens en Cats uit z’n latere Gesch. der ned. letterkunde. Hierin is hij zichzelf gelijk gebleven. 3) „En zal die smet”, vraagt de schr., „die schande niet worden uitgewischt? Van eenen ridderlijken vorst vol kunstzin als Willem II mogen wij het eischen 1”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 235