PHYSIOLOGIE VAN DEN HAAG. 218 I b ,,Om met Potgieter te spreken”, had de schrijver hier kunnen zetten. overwoei”. Wij, Hollanders, zijn voor die dingen te ernstig, te ordelik, te degelik. We houden niet van luchtige ieronie. We dwepen niet met ’n zogenaamde vrijheid die in losbandigheid ontaardt. „Wij zijn geen Sint~Simonisten"We eren de vrouw; en houden niet van wereldse vrouwen. Noch enkele „deugden” die „wij” bezitten worden vermeld. En ten tweden male wordt verklaard dat de geest die uit ’t boekje spreekt, tegen ons hollands wezen indruist. De schrijver van de Physiologie hoeft zich ter ver dediging niet te beroepen op de ernstige klachten over misstanden, die hij er ook in uit; want die zijn ten eerste nu eenmaal de tegenwoordige stokpaardjes van journalisten, en ten twede moet men zelfs twijfelen of ze wel ernstig gemeend zijn. De twede beschuldiging is „dat het genre waarin uw boek geschreven is, een bastaart-genre is, ’t welk zelfs niet eens de waarheid tant-soit-peu idealizeert, en, nu en dan ten minsten, een neus der herinnering op een ge zicht der verbeelding zet, (om met Hildebrand te spreken) maar, geheel tegenovergesteld, geheel vijandig aan alle zuivere begrippen der waarachtige kunst, ontaart in een plomp verloren kopiëeting des dagelijkschen levens"l) Uitvoerig wordt dan betoogd dat Kunst en Natuur niet met mekaar mogen verward worden. Letterkunde is wat anders dan „portretmakerij”. De derde beschuldiging is dat ’t boek „geen aesthe- tisch doel heeft”: alles wordt maar door mekaar ge haald, naar dat 't de schrijver invalt, en ook alleen daarom. De gevolgen van die doelloosheid zijn: „slor digheid, gezochtheid, inkonsequentie, onnaauwkeurig-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 245