PHYSIOLOGIE VAN DEN HAAG. 221 nu, „mijnheer evenals de auteur van van Dommel of Dit Laatste hoofdstuk bevat 'n zeer felle, en soms zeer persoonlike, en over 't geheel zeer onridderlike aanval op de schrijver van de Phys. van den Haag. Ziehier ’t begin. „Vergeet, dat gij mensch zijt! Hekel, haven alles wat u omringt! Spaar uwe wel doeners, uwe vrienden niet! Beleedig al wat heilig is! Schend Goddelijke en menschelijke wettenVerbreek de banden, die u aan de maatschappij verbinden!Werp eene blaam op de u in geleerdheid te boven strevenden Ontzie daarbij zelfs de dooden niet in hunne graven! Rand Vorst en volk tevens aan, en de Hel zal u ter eer een' lofzang uitbraken!”” Dergelijke „edele ge voelens” bezielden waarschijnlik de schrijver van de Phys. van den Haag. En nu wil de schrijver van 't Laatste hoofdstuk uiting geven aan de gedachten, die onder ’t lezen van die Physiologie bij 'm opkwamen. Vooraf zet hij voor z’n lezers uiteen, dat hij, jong en onbedreven, zich verstout als beoordelaar optetreden; niet omdat z’n positie dat meebrengt: „ongelukkigerwijze [toch] ben ik noch dokter in de letteren, noch schrijver, (in den waren zin des woords) noch ambtenaar.’’ Ook schrijft hij niet „door het vooruitzigt op roem of de hoop om mijn manuscript a raison van f 100 of f 150! aan dezen of genen boekhandelaar te verkoopen (het is immers zoo lijvig niet als de Physiologief En als hij soms wat scherp 1 van z’n hart geen moordkuil hierover aanvallen, dan zal hij is hij kan nu eenmaal maken. Mocht men ’m daarop niet antwoorden. Verder richt ook hij zich t Achttiende hoofdstuk, tot welken naam gij dragen moogt.” Hij begint met nategaan wie de schrijver zoal hekelt en oordeelt dat t vooral de koning betreft. Met veront-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 248