PHYSIOLOGIE VAN DEN HAAG.
223
verfoeijelijk
den brooden-
van ’t paleis van de koning, wordt de auteur dan ook
hoog aangerekend; de Koning moest hem maar eens
minister van flnancieën maken, dan zou men „wonde
ren zien!”
Ook de krietiek op de Kamerleden en hun redevoe
ringen heeft verontwaardiging opgewekt. Zelfs waar de
schrijver van ’t Laatste hoofdstuk ’t met de Phys. eens
is, n.l. ten opzichte van ’t misbruik van de „Loterijzaal”
gemaakt, daar zoekt hij toch achter die krietiek slechts
„de zucht om zijnen spotlust bot te vieren.”
’t Neerhalen van Cats als dichter wordt heiligschennis
geacht; en de schrijver wordt uitgescholden voor „hans
worst,” „zot.” Er zijn „zotten, welke te dom zijn om
eenig kwaad te verrigten, en zotten, welke te dom zijn
om te begrijpen, dat zij door eene of andere uitdruk
king kwaad stichten of nog wel, velen door hun voor
beeld tot kwaaddoen zullen kunnen opwekken,” Tot de
laatste soort wordt natuurlik de schrijver van de Phys,
gerekend te behoren.
’t Schetsen van enkele bezoekers van ’t Zuidhollandsch
Koffiehuis kan ook al geen genade vinden; en de wijze
waarop over de femmes libres gehandeld wordt, na
tuurlik noch minder.
Ik noteerde kwalifikaties als: laag, gemeen, vuil,
verleider, verderver, satan. Ook noch„een
wezen,” „die slechts geschreven heeft om
wille.”
Met leedvermaak wordt er in ’n noot op gezinspeeld,
dat ’n anoniem schrijver eens geld wou zien van z’n
uitgever, maar ’t niet kreeg; terwijl hij deze niet in
rechten kon aanspreken van wege z’n anoniemieteit,
zodat hij genoodzaakt was „de beeren tot een ander
tijdstip uit te stellen en zijnen lust tot zwieren eenigen
tijd te onderdrukken”. Hierbij hoort ’n illustratie!