PHYSIOLOGIE VAN DEN HAAG. 227 v. D. aangetrokken, (welligt, en J den schrijver) om den man Physiologic bot heeft gevierd boertige scherts, en v. I. woonde op Huize Ravestein bij Geldermalsen. de Haagsche wereld leeft, die de rust van het buiten leven heeft verkozen boven al het gewoel der residentie1) maar die desniettemin en evenwel nogthans, genoegzaam is bekend met personen en zaken, om zijn oordeel te mogen vellen over den Haag en deszelfs Phy siologic”. De Buitenman begint dan met in ’t algemeen z’n oordeel te zeggen over de twee geschriftjes die tegen de Phys. verschenen zijn. „Het Achttiende Hoofdstuk is met talent geschreven; maar draagt te veel de kenmerken van letterkundigen na ijver, om aanspraak te mogen maken op de goedkeu ring van onbevooroordeelden. Ook daarin heeft men zich met al te grooten ijver de zaak der godsdienst het zoude jammer zijn voor i te benadeelen, die in zijne aan vrolijken luim en daardoor welligt dezen of genen dichter of verhandelaar in het harnas heeft gejaagd. Dat zoogenaamde Laatste hoofdstuk is klaarblijkelijk het werk van eenen persoonlijken vijand van den schrijver van het aangevallene werk. Het is een vuil en gemeen zamenraapsel van schimp en scheldwoorden. De schrijver van dat Hoofdstuk is ter schole geweest bij Bilderdijk, die na den beruchten Libry Bagnand, de grootste meester was in het schelden, die vroegere of latere tijden hebben opgeleverd”. Verder gaat ’t nu voornamelik tegen 't laatstge noemde geschrift. Met overtuiging verdedigt de Buitenman de Phys. op ’t stuk van ridderordes; deze was z. i. noch „extra

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 254