discreet” geweest. Hijzelf zou ’t heel anders gezegd hebben en hij doet ’t nu dan ook. Met de beschou wing omtrent ’t bezoek aan ’t hof, was hij ’t volmaakt eens; en wat er van de adel gezegd was, waren slechts ’n paar onbeduidende „schampschootjes.” Dan is er ’t verwijt dat 't genre aan de Fransen ont leend is. Maar de schrijver heeft nergens beweerd dat hij dit genre had uitgevonden; „en al wat wij dus van hem vergen konden, was goede navolging. Hij heeft aan dat vereischte voldaan en de vreemde plant, hier overgebragt, heeft, naar mijn oordeel, sierlijke bloemen geleverd.” „Omdat wij niet geestig zijn, in het alge meen,” merkt hij verder op, „moeten wij niet boos worden als een geestig man in ons midden opstaat.” Vervolgens stelt hij de vraag, waar de vorstelike famielie door de schrijver is aangerand. Is dat alleen om de opmerking die gemaakt is omtrent ’t weinig vorstelike van de paleizen! Wat de vervelende redevoeringen van de Twede- Kamer-leden betreft, dit is volkomen juist; en wat daar over verder gezegd is, was niet beledigend. Nu ’t oordeel van de Phys, over Cats. Smaken ver schillen; al mag men toch niet met minachting over hem spreken. „De Physiologist betere zich in dit opzigt Als hij hier amende honorable” wilde doen en dat malle schrijven, met ch weglaten, in ooch en vraach en waacht en zecht, dan had ik niets verder tegen hem intebrengen.” De Buitenman verklaart ook geen vriend te zijn van geleerde maatschappijen. En dan schrijft hij de volgende scherpe uitlating neer. „De maatschappij tot Nut van ’t Algemeen zonder ik hiervan uit. Odat zij eenmaal den naam mogt ver dienen [die de Phys. bij wijze van mop, en tot veront waardiging van de schrijver van 't Laatste hoofdstuk PHYSIOLOGIE VAN DEN HAAG. 228

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 255