roepen tot de indrukwekkende huldebetooging in het
Malieveld, die een dreigende rustverstoring door revo-
lutiepredikers in het zand deed verloopen.
Toen in de tweede helft der vorige eeuw Den Haag een
periode van groei en ontwikkeling intrad, waren de
mannen die op het Stadhuis zetelden, zich niet altijd
hiervan bewust, maar lieten figuren uit de burgerij, typi
sche persoonlijkheden, zich als stuwende krachten gelden.
Tot de merkwaardige Hagenaars uit dien tijd be
hoorde J. A. de Bergh. Over De Bergh spreken, is tevens
een niet onbelangrijk stuk Haagsche geschiedenis ver
tellen, evenals er een tijd is geweest dat men Den Haag
noemende, tevens De Bergh noemde, althans aan hem
dacht.
Ziethier zijn korte levensloopgeboren te Boxmeer
den óen Juli 1844; zoon van Philippus Adrianus de
Bergh, controleur van ’s Rijks directe belastingen, en
van Vrouwe Cornelia, Maria, Agnes Theben Tervile;
opgevoed te Heusden; in 1861 geplaatst bij de Maat
schappij tot Expl. van Staatsspoorwegen te Breda; in
1865 overgeplaatst naar ’s-Gravenhagein 1868 be
noemd tot klerk bij het Departement van Financiën;
bevorderd tot adjunct-commies; in 1882 overgeplaatst
bij de Kanselarij der beide Nederlandsche Orden; in
1884 op zijn verzoek eervol ontslagen en opgetreden
als Hoofdredacteur van de (Oude) Amsterdamsche Cou
rant; onderneemt in 1885 een reis om de wereld; ver
laat in 1886 zijn betrekking en in 1887 Amsterdam;
komt lijdende te ’s-Gravenhage terug, alwaar Jacobus
Adriaan de Bergh 27 Januari 1888 sterft.
De Bergh was lid der Nederl. Maatschappij van Letter
kunde. Dies verscheen na zijn dood in de geschriften
dier Maatschappij een levensbericht, geschreven door
een die hem goed gekend heeft, door Smit Kleine. Over
JACQUES DE BERGH.
234