238 JACQUES DE BERGH. van zijn bureau, d.w.z. tegen 4 uit de Haagsche manege, met den teugel, zoolang heen nevens hun rangsbevorderingen en traktementsverhoo- gingen. Ik verwonderde mij toen over de keurige calli- grafische staten van dienst van De Bergh, die ongetwijfeld op hem de aandacht hebben doen vestigen, toen hij later geroepen werd als ambtenaar bij de Kanselarij der Neder- landsche orden, waar uiteraard geen slordigheid gedoogd wordt. Uit zijn geheele persoonlijkheid sprak netheid en cor rectheid in manieren. Er waren om-en-de-bij de jaren 70 twee paardrijders in de residentie, die bijzonder de aandacht trokken. Jacques de Bergh om de ostentatieve wijze waarop hij aan zijn liefhebberij voor de hyppische sport den teugel vierde. Eenigen tijd vóór het uitgaan uur, placht een stalknecht een gezadeld paard aan en weer te stappen tot dat Jacques de Bergh in den zadel steeg en in draf wegreed. Hij droeg dan hooge rijlaarzen of leerzen, gelijk hij ze in zijn Noordbrabantschen tongval noemde, door groote rinkelsporen versierd, en was overigens gekleed in een donkergroen kort frakje en een wit vest, benevens dito cilinder op het hoofd. De Bergh maakte dan zijn rijtoer door het Bosch en om de klassieke vijvers. Trok hij aldus de aandacht, niet minder deed dit, maar op een andere manier, een der geachte afgevaardigden ter Tweede Kamer, vertegenwoordiger van een district in het hooge Noorden. Niettegenstaande zijn hooge waardigheid en zijn langdurig verkeer met de upper ten in de residentie, was hij van top tot teen heerenboer gebleven. De dage- lijksche gewoonten van zijn boerenhofstede in ’t noorden van Friesland kon hij zelfs niet voor eenige weken afleggenhij was er zóó aan gehecht, dat hij een paar groote boerenpaarden naar Den Haag meenam. In 't Hotel Paulez, waar hij eenige kamers bewoonde, kroop

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 266