JACQUES DE BERGH.
242
„Zijn Excellentie”. Hij had de bouwstoffen nourri dans
le sérail in de bureau’s voor ’t grijpen gevonden en
met groot letterkundig talent verwerkt.
Voorbij waren de dagen van het monopolie, dat tot
ongeveer het jaar 1870 in beslag was genomen door
het oude Dagblad, het orgaan van het langzaam ver
dwijnend conservatisme, dat intusschen nimmer een tijd
heeft beleefd van grooter activiteit en interessanter
politieken strijd dan juist in de dagen van de opkomst
der liberale partij. De journalistiek had, zoo niet in
degelijkheid dan toch in veelzijdigheid van voorlichting
gewonnen door de opkomst van twee nieuwe bladenhet
Vaderland, en eenige jaren later de Haagsche Courant.
Voorts door weekbladen als de Nederl. Spectator, de
Lantaren, de Portefeuille, de Banier. En als men de
groote gebeurtenissen wil raadplegen uit het laatste kwart
der vorige eeuw en wat er omging in de residentie in
de politiek, het maatschappelijk gebeuren, de gemeente
belangen en ook op het gebied van kunst en letteren,
moet men, behalve de dagbladpers, vooral ook de
wekelijksche kronieken van de periodieke pers, o. a.
Mr. C. Vosmaer (Flanor) in den Ned. Spectator naslaan.
Maar om tot de „Haagsche Penkrassen” terug te
keeren, zij waren een zeer eigenaardig terrein van
oefening en studie in de journalistiek. De residentie be
gon zich toen bewust te worden van hare mooie ligging,
van haar bezit van bosch, duin en van de nabijheid
der zee, die het dorp der dorpen beloofden te zullen
doen uitgroeien tot een stad der steden. Maar er moest
veel achterstand worden ingehaald in dat tijdvak van
groei en ontwikkeling, in de dagen dat de overheid uit
haar slaap wakker geworden, zich eindelijk bewust was
geraakt van de toekomst die voor onze stad was weg
gelegd.