JACQUES DE BERGH.
243
debuut bij het Dagblad,
en wanneer die krant
heeft zij dit in haar nu
te danken gehad aan
zich de firma Sijthoff noemen, maar vooral ook
haar hoofdredacteur Doorman en aan
raadsoverzichten (de bekende In-
Haagschen Raad) en
artikelen over het gemeentebeleid.
Van gansch anderen aard waren de „Penkrassen”.
Het woord „krassen” drukt dit prachtig uit. Er was
iets scherps en ongezoutens in die periodieken. Waar
mee ik niet wil zeggen dat er geen attisch zout door
heen gestrooid was. Wanneer De Bergh den een of
anderen misstand of ongerechtigheid aan de kaak wilde
stellen, deed hij geen fluweelen handschoenen aan, maar
Voor het wakker houden van ons gemeentebestuur
heeft in het laatste vierde deel der 19de eeuw de Haagsche
pers groote diensten bewezen. Naast de „Haagsche
Penkrassen” herinner ik mij uit dien tijd de feuilletons
in het Haagsche Dagblad van mijn vriend en collega
J. Doorman, zoon van den toenmaligen hoofdredacteur
van het Dagblad, J. D. Doorman, door De Bergh in
zijn vliegend blaadje „Idee” genoemd. Die feuilletons
van den toen nog jongen Doorman, die den schuilnaam
had aangenomen van „Peter de Kluizenaar” werden
veel gelezen, omdat zij de gemeentezaken behandelden,
die toen meer dan ooit noodig hadden, dat schrijvers
van talent er zich voor interesseerden. In die brieven
van Peter den Kluizenaar besprak Idee Jr. vaak dezelfde
onderwerpen als in de „Penkrassen” behandeld werden,
maar mit ein Bischen anderen Worten, in wat meer ge-
kuischten vorm.
Doorman Jr. ging reeds spoedig na zijn journalistiek
over naar de Haagsche Crt.,
een veelgelezen blad is geworden,
i ruim 4O-jarig bestaan niet alleen
de ondernemende uitgevers die
aan
zijn voortreffelijke
en Uitvallen uit den
zijn keurige, goed doordachte hoofd-