JACQUES DE BERGH. 247 was uitgevonden, aan 't speuren ging en ten slotte werkelijk den draad die naar ’t spoor leidde in handen kreeg. Aan den helderen blik van den heer Vas Dias dankte men toen den uitstekenden raad om van den dreigbrief van het individu, die later de moordenaar bleek te zijn, facsimile’s te laten makeneen wenk daarna in beruchte processen met succes gevolgd. Toen ook aan De Bergh een exemplaar in facsimilé van dien dreigbrief was ge geven, bleek het hem dadelijk dat de schrijver de Neder- landsche taal goed kende en een nauwgezette studie van de spelling had gemaakt. De B. begaf zich dan ook den Isten Oct. 1880 onmiddellijk naar het Centraal bureau van Politie, alwaar tegenwoordig waren Pro- cureur-Generaal van den Bergh, Officier van Justitie Patijn, Subst.-Officier Pape en de Commissaris van Politie van Schermbeek. De B. vroeg de vrijheid om zijn oordeel over den brief te zeggen, 't geen hem werd toegestaan. Hij wees toen op het woord ’s-Gravenhage op ’t adres voorkomende, als een bewijs dat de schrij ver de spelling van De Vries en Te Winkel volgde, want dat volgens de woordenlijst van die taalgeleerden, op pag. XL 50 no. 4, staat dat de ’s voor Graven- hage een lidwoord is, dat alleen betrekking heeft op het eerste deel der samenstelling, en dus door een koppelteeken (-) met Gravenhage moet verbonden zijn. „Kom, kom, die kleinigheid!” was de uitroep van den heer Van Schermbeek, en zei De B. met al de wijsheid die hij dacht te bezitten, keek hij me lachend aan. De B. noteerde voor den heer Pape op een papier dat voor hem lag, 50 no. 4, en verliet de hooge ver gadering, na gezegd te hebben dat als de Justitie duizend brieven aan ’t Postkantoor nazag, zij er zeker geen 10 zoude vinden, waarop het woord ’s-Gravenhage met

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 275