261 JACQUES DE BERGH. zijn lezers tot weldadigheid op te roepen. Hij verzocht dan eenige van zijn vrienden, o. a. Joh. Gram en Smit Kleine, om met hem den oproep te onderteekenen en binnen enkele dagen waren meer dan voldoende gelden bijeen om deze of gene weduwe aan een winkelnering te helpen, een door ziekte of ongeval tot werkloosheid gedoemden huisvader met zijn gezin voor ondergang te behoeden, of een dame te helpen die in haar goeden tijd verdienstelijken letterkundigen arbeid had verricht, maar thans door samenloop van omstandigheden in nood verkeerde. Hij gooide er dan gemeenlijk nog een luimigen kwink slag door. Zoo in Augustus 1880, toen hij bedelde voor een oppassend huisvader, fotograaf, voor wien hij werk vroeg. De man zou te redden zijn als velen gebruik wilden maken van zijn aanbod tot levering van 12 por tretten te samen voor den civielen prijs van f 4.„Wie helpen wil schreef hij in de advertentie doe het spoedig. Niemand kan op zulk een portret een zuur gezicht zetten Het bewustzijn tevens een weldaad te doen, stemt immers tot opgeruimdheid”. Op aanvraag zou hij ’s mans adres opgeven. Hij had er 100 brief kaarten voor gereed. Geen wonder dat allerlei menschen zich tot De B. wenddenverongelijkten, recht zoekenden, ontevredenen over den gang van zaken, lieden die verontwaardigd waren over onze raadsleden of B. en W., of andere autoriteiten, en gaarne De B. de kastanjes uit het vuur wilden laten halen. Maar hij kende zijn Pappenheimers. Zoo richtte hij eens een open brief aan X-Gij ver zoekt mij om de handelingen der politie, bij de j.l. Dinsdag avond om half twaalf plaats gehad hebbende schermut seling tusschen eenige jongelui aan den ingang der Sociëteit „de Vereeniging” te laken. Ik zou zeer onbillijk

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 289