zijn, als ik zulks deed, want ofschoon ik slechts van
verre de ruzie stond te aanschouwen, had ik te over
gelegenheid om het geduld en de bezadigdheid van den
politieagent, wiens bloed ongetwijfeld koken moest, te
bewonderen, en in plaats van den kalmen agent, zooals
gij ’t gaarne zien zoudt, een hak te zetten, stel ik daaren
tegen den hoofdcommissaris van politie voor hem voor
zijn kalm en verstandig optreden een pluimpje te geven.
De twee inspecteurs van politie gaven hem een goed
voorbeeld. Als gij denkt dat ik steeds in afkeurenden
zin schrijf, dan vergist gij u sterk. Ik grijp veel te gaarne
elke gelegenheid aan waarin het mij gegeven is flinke
handelingen van onze politiedienaren te doen kennen
en op prijs stellen, 't Is evenwel te betreuren, dat juist
als de agenten hun plicht doen, zij in plaats van steun,
meestal tegenwerking van het publiek ondervinden”.
Hield De B. de politie, waar zij het verdiende, de
hand boven het hoofd, de hoofdcommissaris Van Scherm
beek daarentegen was zijn „béte noire". Maar hier
verviel hij in het onredelijke. De toenmalige hoofdcom
missaris van politie had nu eenmaal een paar eigen
schappen, die minder geschikt waren voor de uitoefening
van de hem toevertrouwde belangrijke functie. De heer
Van Schermbeek leed aan gebrek aan tact en aan een
zekere manier van optreden die aan aanstellerij deed
denken. Met die negatieve eigenschappen toegerust, was
het een hachelijk gelag voor een zoo vaak in 't openbaar
optredend functionaris als een hoofdcommissaris van
politie, om met iemand als De Bergh in botsing te komen.
Hoe het eigenlijk aangekomen is, weet ik mij niet meer
te herinneren, het blijkt ook niet uit de „Penkrassen”.
Maar zooveel is zeker, dat er schier geen nummer van
het vlugschrift verscheen, of Van Schermbeek moest
daarin een veer laten. Nu eens werd de draak gestoken
JACQUES DE BERGH.
262