JACQUES DE BERGH. 265 hem op vermakelijke wijze onder het oog bracht. Bij de overkluizing van de Schelpgracht moest dat werk zoo hoog worden gemaakt, dat er een schuit des nachts onder door kon varen om „je weet wel” achter de cavalleriekazerne te kunnen weghalen. En wat deed nu de snuggere architect-bestekmaker Hij berekende de doorvaarthoogte naar een geladen schuit en kwam niet op de gedachte dat eerst de ledige schuit, die 20 a 30 c.M. minder diepgang had, er door moest om geladen te kunnen terugkeeren. En toen bouwde hij nog naast de overkluisde Schelpgracht, een totaal overbodig riool, een echte Kamperstreek. Even goed zoo illustreerde De B. het geval zou de administratie van de Posterijen een 25 regalia-sigarenkistje naast de gleuf voor drukwerken kunnen aanbrengen, met de verplichting voor het pu bliek om de stukken eerst door een gleuf van het kistje heen in de opening van de groote bus te doen glijden. Een der toenmalige leden van den Gemeenteraad, aan wien Den Haag in zijn periode van groei en ont wikkeling veel verplichting had, was de heer Van Malsen, die o. a. de groote stuwkracht is geweest, voor een algemeene grondige herziening van ons rioolstelsel. De Bergh placht hem altijd met veel eerbied voor zijn practischen blik aan te halen, vooral let daar wel op wanneer ook v. Malsen foeterde tegen de „onhandig heden” van den architect-directeur. Zoo verklaarde v. Malsen eens in den Raad: „mijn leer is, dat de riolen moeten worden aangelegd zóó, dat de afloop plaats hebbe van hooger naar lager, maar niet omgekeerd, zooals thans het geval is”. De B. was er dadelijk bij om v. Malsen deswege een pluim en den architect een hak te geven. Jan Holswilder, een zeer bekwamen en geestigen teekenaar in die dagen, die de Penkrassen van curieuse

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 293