JACQUES DE BERGH.
271
instelling zijn van den nieuweren tijd. Voor de veiligheid
der wandelaars deed hier in Den Haag in 1880 de eerste
verkeersagent zijn intrede. Het was nog onder den
burgemeester Gevers Deynoot. In de Vlamingstraat en
op den hoek van Hoogstraat en Noordeinde station-
neerden agenten van politie om de gaande en komende
rijtuigen, die elkaar in de flank zouden rijden, te waar
schuwen.
Is het verkeersvraagstuk in onzen tijd nijpender dan
ooit geworden, reeds een halve eeuw geleden was het
er hier in de binnenstad van het groeiend ’s-Graven-
hage ellendig mee gesteld. Dagelijks kon men in de
kranten ongevallen lezen wielen over het lichaam
beenen en armen gebroken, en dat alles ’t is of men
een ingezonden stuk in de tegenwoordige bladen leest
schreef De B. in zijn Penkrassen dat alles kon ge
schieden ongestraft door bestuurders van rij- en voer
tuigen, want zoolang de geldboete van ƒ3.— tot 10.—
niet vervangen wordt door gevangenisstraf, zal het
woeste rijden in de residentie niet verminderen. Hij
beriep zich op den heer Eyssell, die geen raadsver
gadering voorbij liet gaan zonder op strengere bepalingen
in de Alg. Politieverordening aan te dringen. Het was
in dien tijd dat alles begon te rijden en de rijtuigen
van spekslagers, kruideniers, waschinrichtingen, groente
boeren, melk- en turfverkoopers, als paddestoelen voor
den dag kwamen (rijwielen, auto’s en de schrik van de
wegen, de donderende motorfietsen zouden eerst later
komen).
De B. wist er raad op: „Een verver, wiens knecht
een vliegenden steiger uithangt zonder eerst de goed
keuring der bouwpolitie te vragen, wordt met gevangenis
gestraft.. Waarom ook niet even goed een koetsier?
Gevangenisstraf bij de boete gevoegd, en ge zult zien