deel gehad en in het bestuur dier organisatie en in dat
van de Haagsche bankiers was hij een der eersten.
Maar in de tweede plaats was deze koopman een
veelzijdig mensch, belangstellend niet alleen in tal van
dingen, maar ook met groote energie en scherpzinnig
heid zich bezighoudend met de wetenschappelijke be
oefening van wat zijn belangstelling had. Zijn bewon
dering voor onze „gouden eeuw’’ maakte hem tot een
voortreffelijk kenner onzer zeegeschiedenis en de ver-
eenigingen voor „Het Nederlandsche Zeewezen” en
voor de uitgaven van geschiedbronnen daarvan (de
Linschoten-vereeniging) bestuurde hij; een belangrijke
prentverzameling legde hij aan en aan de uitgave van
de liederen van „Onze mannen ter Zeewijdde hij een
stevige kwartijn. De liefde voor het boek toonde niet
slechts zijn rijke bibliotheek, maar ook zijn bestuur van
het Mullerfonds, en zijn medewerking aan de Vereeni-
ging Johan Blaeu. Jarenlang lid van de Commissie van
Beheer van het Gemeente Museum, toonde hij zijn be
langstelling in geschiedenis en kunst. Maar bovenal had
de muziek zijn liefde. Niet slechts dat hij haar genoot,
beoefende en bevorderde, hij heeft door de stichting
van zijn belangrijk Muziek-Museum en de daaraan ver
bonden muziekhistorische boekerij, door de uitgave van
tal van geschriften op muziekhistorisch gebied, door den
arbeid verricht voor de internationale samenwerking voor
de muziek-iconographie, zóó belangrijk wetenschappelijk
werk gedaan, dat de Leidsche Universiteit hem in 1910,
na de verschijning van zijn ook voor den Haag zoo
bijzonder nuttig tweedeelige boek, „Het muziekleven
in Nederland”, het doctoraat honoris causa aanbood.
Bij het feestelijk vieren van deze gebeurtenis heeft
een zijner jongere vrienden, die in hem, den mu
ziekliefhebber en kunstminnaar, den scherts en geest
I
280
Dr. D. F. SCHEURLEER 1855-1926.
f