281
Dr. D. F. SCHEURLEER 1855—1926.
liefhebbenden ouden Hollander, den veelzijdigen wijsgeer,
een merkwaardige geestesgemeenschap met den 17den
eeuwschen Hagenaar Constantijn Huygens meende te
zien, (wij kunnen hier zijn werkzaam aandeel aan de
Huygenstentoonstelling in 1896 en de oprichting der
Vereeniging Hofwijck gedenken), getracht „Constanter”
sprekende op te voeren en in quasi-Huygeniaansche
verzen een karakteristiek van Scheurleer en zijn werk
te geven. Daar deze, ook om hun vorm, bij den man
passen, heb ik van den schrijver verlof gekregen ze hier
tot slot te laten volgenimmers, dit document voor den
geest, die heerschte in den kring van kunst- en weten-
schap-beoefenenden in welke Dr. Scheurleer zich tehuis
voelde, geeft in beknopten vorm het eigenaardige van
zijn beteekenis en persoon weer.
CONSTANTINI IN HON. CAUSA DOCTOREM
DANIELEM SCINDICORIUM HAGANUM
EPIGRAM MA.
Hagae ComAprilis MCMX.
Een Eere-Doctor.
„Honoris Causa”; is ’t wel om den Man te eeren
Dat men hem jongste maeckt van jonge doctorsheeren?
Een jonge doctorshoed, op al vergrijsden kruyn;
Een ouwden Eyck geplandt in naeuw ontloken tuyn;
Jaer’ge Bedachtzaemheyt, naest onbedachte jaeren;
Bereysde Stierman, naest matrosen onbevaeren;
Naest onbesluytsaemheyt, een wijsbesloten Man;
Naest onbelegen wijn, een stofversmoorden Kan;
Een rijckbeschreven Bouck, naest onbeschreven blaeden;
Naest daden-aerme jeught, veel jarenrijke Daeden;
Naest lightghelaeden praem, het volghestouwde Schip
Naest maegher lamrenvleisch, de weldoorstoofde Rib