LIGT LUGDUNUM BATAVORUM ONDER 36 en waarvoor we ook den naam Denneweg ontmoeten. Uit den aard der zaak moet ook deze weg een zeer oude weg zijn, hoogstwaarschijnlijk de oudste weg naar Scheveningen. In den loop der eeuwen is ook hij, omdat hij geen beteekenis meer had, verdwenen. Indien nu onze praemissen juist zijn, dan ligt het voor de hand om aan te nemen, dat in de buurt van dit snijpunt van twee Germaansche wegen Lugdunum te vinden moet zijn. En dan zou de veronderstelling van Dr. Holwerda, dat Lugdunum in de buurt van *s Gravenhage onder de duinen bedolven zou liggen, hiermede bewaarheid worden. En een zekere bevestiging van onze veronderstelling omtrent de ligging van Lugdunum bij dit snijpunt zouden we dan tevens kunnen putten uit de meergemelde studie van Prof. Dr. J. Huizinga over „De Romeinsche mijl paal van Monster,” welke mijlpaal op aannemelijke gronden voor echt wordt verklaard. Ook maakt prof. Huizinga het waarschijnlijk, dat de op deze mijlsteen aangeduide afstand moet slaan op het „caput viae”, Lugdunum. En evenzoo voelt hij voor den „Rijnweg” als een oude Romeinsche heerweg, ofschoon hij naar dezen weg geen verder onderzoek heeft ingesteld. Maar de onzekerheid, die er blijft betreffende de juiste vind plaats van de mijlsteen, ook in den tekst bij Hadrianus Junius en de onzekerheid betreffende de beteekenis der letters A.M.A.E (F).C. op die steen maken een bepaalde conclusie omtrent de juiste ligging van Lugdunum uit deze gegevens onmogelijk. Maar welke merkwaardige conclusies volgen nu verder uit onze bepaling van de ligging van Lugdunum? In de eerste plaats kunnen we nu bewijzen, dat we de beide wegen, Denneweg en Rijnweg, mogen identi- ficeeren met de beide wegen, die op de Peutingerkaart

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1925 | | pagina 50