42 HET ONTSTAAN VAN DE SOCIËTEIT „DE BESOGNE-
van Schingen, die op het Binnenhof ging
Franciscus
wonen.
Een onderzoek in het Rijks-archief bracht aan het
licht dat in 1783 na den verkoop van het zoogenaamde
Staten-Koffiehuis, eigenaar Johannes Aardenburg aan
het domein, dit onder denzelfden naam bleef geëxploi
teerd sinds 1786 door den huurder Johannes Evertsen.
In December 1787 werd het contract met Evertsen
waarschijnlijk ten gevolge van de politieke gebeurte
nissen, ontbonden en het perceel voor vijf jaren aan
Anthony Ente, kamerbewaarder van H. E. Gr. M. in
huur gegeven, welk huurcontract in 1792 werd her
nieuwd, waarbij Ente ook verkreeg „de vergunning
van zeeker vertreckje en keldertje onder het zooge-
genaamde toorntje of dienders vertreck”.
Een besluit van het Comité van Algemeen Welzijn
van den 9 Juli 1795, voorkomende in de Notulen van
dien dag, in het Rijks-archief aanwezig, behelst het
volgende
„Op het geproponeerde ter vergadering om het huis het welk
de Kamerbewaarder Ente op den 1 Augustus aanstaande staat
te verlaten, wederom te verhuren tot een besognehuis voor de
representanten van het Volk van Holland en derzelver committes
en de Ministers der genoemde collegiënvoorts voor de leeden
van de Staaten Generaal en derzelver committes alsmede de
Ministers dier collegiën, ook voor de leeden van het Hof Pro-
vinsiaal van Holland en Zeeland van de Municipaliteit van den
Hage en de administrateuren der goederen van den gewezen
stadhouder mitsgaders van derzelver Ministers
teneinde aldaar met elkanderen ten dienst van den lande,
doch ten hunnen kosten te kunnen samenkomen en besoigneeren
wanneer en op zulk een wijze als zij onder anderen zullen goed
vinden, met dier verstande nogtans dat het zelve huis geenszins
zal moogen worden gebruikt of gefrequenteert door eenige anderen,
dan de booven gespecificeerde personen, aangezien het geenszins de
intentie is het voors. huijs tot een publiek coffijhuis te maken, maar
alleen om aan de genoemde personen de nodige vrijheid te be-